Selecteer een pagina

Niets is wat het lijkt

revalidatiecentrum Franciscusoord

De basisschool

 

Franciscusoord was geen grote school; er zaten ongeveer 200 kinderen waarvan circa 40 op de mavo. Zo ver was het voor mij begin jaren 70 van de vorige eeuw nog lang niet; ik zat nog op de basisschool. Ik kan me van de laagste klassen nog maar weinig herinneren. Het was voor mij een tijd waarin ik veelvuldig de nodige ziekenhuizen van binnen zag en ook op de school soms vaker contact had met de artsen dan met de leraren.

Dit alles veranderde behoorlijk toen ik in de vijfde klas van de lagere school zat. In die klas zwaaide juffrouw Jet de scepter: ze was streng maar rechtvaardig. Ze werd bijgestaan door een klassenassistente die de lichamelijke verzorging van de kinderen voor haar rekening nam. Deze situatie was normaal voor elke klas: er was altijd een docent en een assistente aanwezig.

Ik mocht juffrouw Jet wel; een gevoel dat bijna niemand met mij deelde. Althans, als ik aan die tijd terugdenk dan mag ik dat wel zo stellen. ik zie haar nog voor me alsof het gisteren was: een klassiek voorbeeld van een schooljuffrouw zoals je die in de jaren 60 van de vorige eeuw zag. Korte, wat grijzende haren, subtiel opgemaakt en kleding die je bij een vrouw van haar ‘stand’ verwacht: klassiek en degelijk. Zij was een onderwijzeres die veel van je verwachtte en haar best deed je alle mogelijke hulp te bieden die nodig was om haar verwachtingen waar te maken. Behalve serieus was zij ook erg creatief en muzikaal; vooral dat laatste probeerde ze op haar pupillen over te brengen middels wekelijkse muziek- en zanglessen. Vooral dat laatste was voor mij – en nog meer voor mijn klasgenoten – een ware kwelling. Ik was altijd weer blij als die les voorbij was en me geen zangsolo te beurt was gevallen. Maar haar creatieve kant liet ze ook op andere manieren zien: tijdens verjaardagen bijvoorbeeld. Dan bedacht ze – vaak in samenwerking met de assistente – van allerlei spelletjes en leuke opdrachten voor de leerlingen om ze zo een dag te bezorgen die vrij was van de gebruikelijke leerdoelen. Maar het omgekeerde gebeurde natuurlijk net zo vaak: als de assistente jarig was dan bekokstoofde ze met ons van alles om haar in het zonnetje te zetten.

In de klas van juffrouw Jet luisterde de assistente naar de naam José. Voor een van de verjaardagen van juffrouw José maakten we onder supervisie van juffrouw Jet een soort ton waarin van allerlei leuke opdrachtjes werden gestopt. De opdrachtjes bedachten we natuurlijk zelf, dat spreekt voor zich. Alle opdrachten waren erop gericht juffrouw José in het zonnetje te zetten.

Op de grote dag moesten we om de beurt in de ton grabbelen en het opdrachtje dat op het briefje stond uitvoeren. Toen ik aan de beurt was om een papiertje uit de ton te vissen graaide ik serieus en enigszins gespannen in de voorraad papiertjes. Ik klapte het dubbel gevouwen velletje papier open en las hardop voor: “Was de voeten van juffrouw José.” Iedereen lag natuurlijk in een deuk van het lachen, behalve ik. Maar ik liet me niet kennen. Juffrouw Jet stond naast me, gewapend met een handdoek, washandje en zeep. Alsof het een dagelijkse klusje was dat ik elke dag deed, legde ik haar voeten op mijn schoot en begon met water en veel te veel zeep aan mijn schone taak. Schoon waren haar voeten daarna zeker want ik had zo veel zeep gebruikt dat het schuim pas na drie of vier keer afspoelen echt weg was.

Hoewel ik de laatste was die een opdracht moest uitvoeren was de dag daarmee zeker niet ten einde. Juf José had ook iets bedacht. In de klas stond een grote tafel die op gewone dagen vooral gebruikt werd om met zijn allen aan te eten, of voor andere gezamenlijke activiteiten. Maar nu stond er een grote fles op die gevuld was met knikkers. De opdracht was heel simpel: je moest raden hoeveel knikkers er in de fles zaten. Ik heb geen idee meer wat de te winnen prijs was, maar wat ik me wel nog herinner is dat ik als enige het juiste aantal raadde. Dat was niet moeilijk, want een dag van tevoren zat juf José aan die tafel de knikkers te tellen en ik hoorde het laatste getal dat ze noemde. Ik vermoedde dat het iets met haar verjaardag te maken had dus ik heb dat getal onthouden. Een beetje vals spelen dus, maar dat heb ik natuurlijk nooit verteld.

De spelletjes die juffrouw Jet bedacht hadden vaak een educatieve achtergrond. Zo kan ik me een spel herinneren waarbij we een zin moesten maken met een paar woorden die zij ons aanreikte.

Ik weet nog dat ik de woorden “juffrouw José”, “leukste” en “niet” kreeg. Tja, welke zin moet je daar nou van maken? Ik piekerde me suf maar kon er niet opkomen. Een collega assistente die kwam binnenlopen kende het spelletje en fluisterde mij een zin in mijn oor. De zin luidde: “Juffrouw José is aardig maar de leukste is het niet.” Oh jee, wat moest ik nu? Wat een afschuwelijke zin. Ik vond juffrouw José namelijk juist wél de leukste assistente; van de hele school zelfs! Maar ik had geen enkel alternatief, dus ik zei de zin met bibberend stemmetje en totaal niet overtuigd. Juffrouw José keek me quasi boos aan en ging zogenaamd beledigd verder met haar werk. Toen ik daarna door haar verzorgd moest worden en we dus even met elkaar alleen waren zei ik tegen haar dat ik dat helemaal niet had gemeend maar gewoon niets anders wist te zeggen. Ze gaf me gelukkig te kennen dat ze dat wel begrepen had en ze helemaal niet boos was. Dat was een hele opluchting voor die jonge knul, die in werkelijkheid stapeldol was op ‘zijn’ José.